Elk deel van een deelproject dat bestemd is voor individuele of collectieve huisvesting
2
niet-residentieel
niet bestemd voor bewoning
Voorbeelden:
alle gebouwen met uitzondering van residentiële gebouwen, alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2, tijdelijke gebouwen die in principe niet langer dan twee jaar worden gebruikt, gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten, werkplaatsen of niet voor bewoning bestemde gebouwen van een landbouwbedrijf
scholen, kantoren, rusthuizen,
3
industrieel
bestemd voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen